- act
- n. handeling; daad; akte; wet; nummer, bedrijf--------v. handelen, optreden; zich gedragen, toneelspelen, een rol spelenact1[ ækt] 〈zelfstandig naamwoord〉1 handeling ⇒ daad, werk2 〈ook Act; juridisch〉besluit ⇒ bepaling, wet3 〈juridisch〉akte ⇒ (proces)stuk4 〈dramaturgie〉bedrijf ⇒ akte5 〈circus〉nummer ⇒ act6 〈circus〉artiest ⇒ toneelspeler7 〈informeel; pejoratief〉komedie ⇒ veinzerij♦voorbeelden:1 act of faith • geloofsdaadact of war • oorlogshandeling2 〈Amerikaans-Engels〉 act of Congress, 〈Brits-Engels〉act of Parliament • wet van het Congres/Parlement3 〈economie〉 act of honour • wissel7 do the sweetheart act • het liefje uithangengo into one's act • zijn bekende grapjes uithalenput on an act • komedie spelen¶ 〈religie〉 Acts (of the Apostles) • Handelingen (van de Apostelen)〈geschiedenis〉 act of faith • ketterverbrandingact of God • straffe Gods; 〈verzekeringswezen〉overmacht, force majeure 〈met betrekking tot natuurgeweld〉〈juridisch〉 act of grace • concessie; 〈ook Act〉amnestie(wet)〈ook Act〉 act of indemnity/oblivion • amnestie(wet)catch/take someone in the (very) act • iemand op heterdaad betrappen〈informeel〉 get in on the act, get into the act • meedoen (om zijn deel van de koek te hebben)〈slang〉 get one's act together • orde op zaken stellen, zijn zaakjes voor elkaar krijgensteal the act • uitbenI was in the (very) act of writing a letter • ik was net een brief aan het schrijven————————act2I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 zich voordoen ⇒ zich gedragen2 handelen ⇒ optreden, iets doen3 fungeren ⇒ optreden4 werken ⇒ functioneren5 acteren ⇒ spelen6 komedie spelen ⇒ zich aanstellen, veinzen7 〈juridisch〉besluiten ⇒ besluit nemen♦voorbeelden:1 he acts important • hij doet gewichtighe acts like a fool • hij gedraagt zich als een dwaas2 why don't the police act? • waarom grijpt de politie niet in?3 act as chairman • het voorzitterschap waarnementhe chairman asked her to act for him • de voorzitter vroeg haar om hem te vervangen¶ Ayckbourn's plays act well • de stukken van Ayckbourn zijn goed speelbaar/bekken goedII 〈overgankelijk werkwoord〉1 uitbeelden ⇒ spelen, uitspelen2 〈dramaturgie〉spelen ⇒ opvoeren, acteren3 spelen ⇒ zich voordoen als4 zich gedragen overeenkomstig♦voorbeelden:1 act a story • een verhaal uitbeeldenact out one's emotions • zijn gevoelens uitspelen/naar buiten brengen3 act the fool • de idioot uithangen4 she doesn't act her age • zij gedraagt zich niet naar haar leeftijd
English-Dutch dictionary. 2013.